In 2023 is Nederland getroffen door een uitbraak van blauwtong virus serotype 3 (BTV-3). Dit heeft in de getroffen gebieden geleid tot veel ziekte en sterfte onder herkauwers, vooral onder schapen en koeien, en in mindere mate onder geiten en andere herkauwers. Doordat knutten, die het virus verspreiden, bij lage temperaturen niet actief zijn, is de uitbraak in de winter gestopt. Experts
verwachten dat er tegen de zomer van 2024 opnieuw ziekte zal optreden door BTV-3 en dat er een sterke toename in gevallen zal zijn in juli en augustus. Afhankelijk van het weer kan de uitbraak eerder of later beginnen en sneller of langzamer ontwikkelen.
Begin mei zullen er 1 miljoen doses vaccin tegen BTV-3 beschikbaar komen voor Nederland. In de weken daarna zal er meer vaccin beschikbaar komen, maar op dit moment is nog onduidelijk hoeveel dat zal zijn en hoe snel dat zal gaan.
Het aantal vaccins zal in het begin niet genoeg zijn om alle dieren die risico lopen om ziek te worden te kunnen beschermen. Ook voor de dierenartsen zal het niet mogelijk zijn om alle dieren die daarvoor in aanmerking komen, tegelijk te vaccineren. Daarom is er door de betrokken sectororganisaties (KNMvD, CPD, Fidin, LTO, V&L, SZH, NSFO en de FD)1 nagedacht over een strategie om de beschikbare vaccins zo goed mogelijk in te zetten. Deze vaccinatiestrategie en de onderbouwing daarvan beschrijven we in dit stuk.
De vaccinatiestrategie
- De eerste vaccins worden gereserveerd om de volgende diergroepen te beschermen:
- Relevante zeldzame huisdierrassen
- Herkauwers op kleinschalige houderijen met een publieksfunctie (zoals kinderboerderijen)
- Schapen
- De zeldzame huisdierrassen en kleinschalige houderijen met een publieksfunctie krijgen 20% (200.000 doses) van de eerste batch, de overige 80% (800.000 doses) van de eerste batch zijn voor de schapen.
- De volgende batches van vaccins die beschikbaar komen worden binnen de hierboven genoemde diergroepen ingezet tot er aan de vraag voor vaccinatie binnen deze groepen is voldaan.
- Is daarna nog vaccin beschikbaar? Dan is het voorlopige advies om te starten met runderen die dag en nacht buiten lopen (denk bijvoorbeeld aan jongvee dat geweid wordt). Mogelijk wordt dit advies komende weken aangepast wanneer meer duidelijkheid bestaat over de snelheid van levering van vaccin en over de mate waarin dieren in hoog besmette regio’s afgelopen jaar afweerstoffen hebben opgebouwd.
Dierenartsen worden gestimuleerd om de vaccinatie zo efficiënt mogelijk te laten plaatsvinden en voor te bereiden, door de betrokken schapenhouders te vragen de vaccinatie goed voor te bereiden en de dieren daarvoor verzameld te hebben.
Onder leiding van een dierenarts mogen studenten diergeneeskunde worden ingezet om de vaccins te helpen toedienen. Specifieke aanwijzingen over hoe dit wordt vormgegeven volgen nog.
De redenen om te komen tot deze strategie
- Schapen krijgen ernstiger klachten en sterven vaker aan BTV-3 dan runderen.
- Diergezondheids- en welzijnsschade wordt door de betrokken sector partijen geprioriteerd boven economische schade.
- Runderen spelen weliswaar een belangrijkere rol in de verspreiding van BTV-3, maar omdat er met het initieel aantal beschikbare doses en de capaciteit van dierenartsen nooit voldoende dekking zal zijn om de verspreiding substantieel tegen te gaan, wordt het vaccin primair ingezet om klinische ziekte en sterfte te voorkomen en pas secundair om verspreiding tegen te gaan.
Overige maatregelen met betrekking tot het voorkómen BTV-3
Naast vaccineren kunnen veehouders andere preventieve maatregelen nemen om de kans op ziekte en sterfte onder hun vee te verminderen, zoals het adequaat opstallen van dieren in combinatie met goede ventilatie. Adviezen hierover worden gegeven op de website van Royal GD.
Disclaimer
Het is maar beperkt te voorspellen hoe de beschikbaarheid van vaccins zich zal ontwikkelen. Daarom focussen we ons in deze strategie vooral op de inzet van de eerste batches vaccin die beschikbaar zullen komen. Als na verloop van tijd wijziging van de strategie nodig blijkt, zal daar opnieuw over gecommuniceerd worden vanuit de betrokken partijen.
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, Collectief Praktiserende Dierenartsen, Fabrikanten Importeurs Diergeneesmiddelen Nederland, Land- en Tuinbouw Organisatie, Vee&Logistiek, Stichting Zeldzame Huisdierrassen, Nederlandse Schapen- en Geitenfokkers Organisatie, Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.